Inleiding
De bedragen opgenomen in het overzicht van baten en lasten, tevens meerjarenraming 2017-2020, geven in sommige gevallen (aanmerkelijke) verschillen te zien. Hiervoor is een aantal algemene oorzaken aan te wijzen, waarvan we hier de voornaamste in het algemeen beschrijven.

  • Bepaalde begrotingsjaren bevatten incidentele uitgaven.
  • Met name in de sfeer van de specifieke uitkeringen komt het voor, dat programma’s aflopen; in de regel levert dat zowel aan de kant van de lasten als aan de kant van de baten verschillen tussen jaren op.
  • Elk jaar worden de boekwaarden van de financieel nog niet afgesloten investeringen geactualiseerd.
  • Door nieuwe inschattingen van wanneer kredieten daadwerkelijk kunnen worden afgesloten, samen eventuele gewijzigde uitgangspunten, in casu de te hanteren afschrijvingstermijnen, leidt dit tot geactualiseerde kapitaallasten van deze investeringen.

In de Meerjarenraming 2017-2020 zijn de besluiten verwerkt die zijn genomen naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2016, de tweede Bestuursrapportage 2016 en het financieel perspectief dat bij de Begroting 2017 is opgesteld. In de Nota van aanbieding bij de Begroting 2017 worden de financiële aanpassingen nader toegelicht.

Een toelichting op de specifieke verschillen tussen de dienstjaren 2016 en 2017 is gegeven in het programmaplan, bij de betreffende programma’s. Waar de financiële totaaloverzichten voor de programma’s substantiële verschillen (afwijkingen groter dan € 50.000,--) tussen de jaren 2016 en 2017 laten zien, wordt hiervoor een toelichting gegeven. Wij verwijzen naar de toelichting per programma.

Enige algemene ontwikkelingen met financiële gevolgen worden hierna besproken.

Algemene uitkering provinciefonds
Voor de raming van de algemene uitkering uit het provinciefonds hebben wij ons gebaseerd op de gegevens uit de septembercirculaire provinciefonds 2016. Op basis van de septembercirculaire provinciefonds 2016 valt de volgende prognose te geven van de algemene uitkering uit het provinciefonds.

Algemene uitkering provinciefonds septembercirculaire 2016

conform circulaire

Schatting

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Septembercirculaire 2016

56.437.340

57.636.200

62.620.608

67.548.674

72.865.731

76.995.973

Actuele raming 2016

56.410.517

56.737.797

58.737.592

61.719.971

66.061.667

66.061.667

Verschil

26.823

898.403

3.883.016

5.828.703

6.804.064

10.934.306

Totale algemene uitkering heel nl

650.609.000

706.874.000

762.503.000

822.523.000

869.146.000

Absoluut aandeel Drenthe in 2017

57.636.200

62.620.608

67.548.674

72.865.731

76.995.973

relatief aandeel in 2017

0,08859

Startpunt zijn de actuele ramingen in de lopende Begroting 2016 (voor het jaar 2016). De bedragen volgens de circulaire zijn voor de jaren 2016 en 2017 de bedragen zoals deze in de septembercirculaire 2016 zijn opgenomen voor deze jaren. Voor de jaren 2018 en later is een extrapolatie gemaakt door voor 2017 het relatieve aandeel van Drenthe in de totale algemene uitkering uit te rekenen. En op basis van dat relatieve aandeel wordt dan ook voor de jaren 2018 en later aan de hand van de in de circulaire genoemde ontwikkeling van de totale algemene uitkering een prognose voor Drenthe berekend. Het verschil bedraagt dan de bestaande raming minus de bedragen op basis van de septembercirculaire 2016.

De ontwikkeling van de algemene uitkering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van de rijksuitgaven (netto gecorrigeerde rijksuitgaven; NGRU). Volgens de normeringssystematiek (trap op trap af) hebben wijzigingen in de rijksuitgaven direct invloed op de omvang van de algemene uitkering. De jaarlijkse toename of afname van het provinciefonds, voortvloeiend uit de normeringssystematiek, wordt het accres genoemd. De accresraming in de Miljoenennota resulteert voor alle jaren in een hogere algemene uitkering in vergelijking met de meicirculaire provinciefonds 2016.
Belangrijkste verklaring voor de stijging van het accres zijn de extra uitgaven van het kabinet aan veiligheid, defensie, zorg, onderwijs en armoedebestrijding. Voor de langere termijn wordt de groei van de algemene uitkering mede gebaseerd op ramingen van het CPB, die er ten tijde van de meicirculaire provinciefonds 2016 nog niet waren.

Opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting
In 2017 zien wij af van indexering van de opcenten op de mottorijtuigenbelasting. We bevriezen de tarieven op het niveau van 2016. Voor 2018 en volgende jaren gaan wij uit van een indexering van de tarieven op basis van het vierjarig gemiddelde ( thans 1,32%) van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie. Voor de verwachte opbrengst gaan wij verder uit van van het autobestand per 1 januari 2016, de samenstelling daarvan en een geschatte groei van het autobestand van 0,5%.
Zie verder ook de paragraaf Lokale heffingen.

Ontwikkelingen van de rente
Sedert het invoeren van schatkistbankieren behoren - op grond van de Wet fido - de overtollige middelen in ’s Rijks schatkist te worden geplaatst. Inmiddels wordt ook zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de wet biedt, liquide middelen uit te lenen aan mede-overheden – met name gemeenten – waarmee de provincie Drenthe geen toezichtrelatie heeft. Drenthe houdt voortdurend een kritische blik op haar totale financiële portefeuille. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de paragraaf financiering in deze begroting.

Ontwikkelingen van de Index bruto overheidsinvesteringen (IBOI)
Aan de Reserve Regio Specifiek Pakket wordt de index IBOI toegevoegd. Voor de jaren 2014 en 2015 is door het Rijk de IBOI op 0% vastgesteld. Voor 2016 is het percentage op 0,191% vastgesteld. Voorzichtigheidshalve handhaven wij voor de jaren vanaf 2017 het begrote percentage van 1%. De IBOI van een boekjaar wordt in het daarop volgende voorjaar vastgesteld, waardoor jaarlijks een correctie gemaakt moet worden.

Vennootschapsbelasting
Uit een onderzoek waartoe de provincie Drenthe opdracht heeft gegeven is gebleken, dat de provincie Drenthe geen activiteiten onderneemt die belastingplichtig zijn op het gebied van de vennootschapsbelasting.

Uitgangspunten en actualisering index gesubsidieerde instellingen
Jaarlijks worden voor de subsidies van de instellingen, waarmee we een structurele samenwerking hebben, een index voor loon- en prijsstijgingen toegepast op basis van een 5 jaargemiddelde van de cijfers van het CPB (o.b.v. cijfers maart 2016 die ook verwerkt zijn in de meicirculaire van het ministerie). Dit is in 2007 besloten om schommelingen in de indexering zoveel mogelijk tegen te gaan en de nacalculatie af te schaffen. Deze index wordt elk jaar geactualiseerd. Voor de begroting 2017 bedraagt de index 1,35%. Dit is gebaseerd op de gemiddelde loon en prijsstijging van 2011 tot en met 2015.
Deze werkelijke index 2017 wijkt marginaal af van de index die reeds was verwerkt in de begroting (2017 1,3%. Meerjarig stellen we de begrote index op basis van de voort rollende 5 jaar gemiddelden.
We gaan nu uit van 1,5% index voor 2018 en 2019, 1,6% voor 2020, 1,5% voor 2021, 1,7% in 2022 en 2023. Begroot stond een index van 1,5%. De nieuwe index is gebaseerd op de verwachte ontwikkelingen van het CPB, maar loon- en prijsontwikkelingen blijven altijd erg onzeker. De gewijzigde indices hebben tot een extra last geleid.
Op de berekening van de subsidies cultuur is een correctie toegepast in plaats van jaarlijks fluctuerende startbedragen, is besloten het bedrag jaarlijks gelijk te houden op € 443.077. Hiervoor is het gemiddelde genomen van de jaren 2017-2020.

Actualisering indexering huren en dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s)
Voor de huren hanteren we meerjarig een index van 1%. Dit is gebaseerd op de ontwikkelingen van de CBS cijfers van de laatste jaren, die bij de huuraanpassing wordt toegepast. Voor de huur van het Drents Museum stond nog een index van 2% meerjarig geraamd en voor Huize Tetrode geen index. . Dit hebben we aangepast naar 1% voor beide in de meerjarenraming van de begroting 2017.
Bij de Dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) die we afgesloten hebben met Prolander, de RUD, het OV-bureau, de stichting DEO en de Noordelijke Rekenkamer zijn ook bijstellingen geweest. Dit had betrekking op zowel indexering (1%) als kleine bijstellingen in de DVO’s zelf.

Uitgangspunten en actualisering budget Openbaar Vervoer
In verband met de overgang van BDU Verkeer en Vervoer naar Provinciefonds per 1/1/2016 wordt de exploitatiebijdrage vanaf 2016 aan het OV-bureau Groningen Drenthe geïndexeerd op basis van de Landelijk Bijdrage Index (LBI) en is deze niet meer afhankelijk van de jaarlijkse Rijksbeschikking. Voor het begrotingsjaar 2017 is de bijdrage 2016 aan het OV-bureau basis aangehouden. Samen met de provincie Groningen is afgesproken om de jaarlijkse index op de provinciale bijdragen aan het OV-bureau, zowel door de provincie Groningen als de provincie Drenthe vast te leggen volgens een vaste formule, zijnde de gemiddelde OV-index (LBI) die het OV-bureau berekent aan de concessiehouders van de vijf laatst bekende jaren. Voor 2017 betekent dat de gemiddelde LBI van de jaren 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015. En zo voortschrijdend. Eventuele bezuinigingen of extra bijdragen worden dus ‘reëel’ doorberekend aan het OV-bureau, en niet via een wijziging van de gehanteerde indexsystematiek.

Voor een verdere toelichting op belangrijke ontwikkelingen en grondslagen voor de ramingen wordt verwezen naar de Nota van aanbieding bij deze Begroting 2017.

Overzicht toegepaste indices en percentages voor het begrotingsjaar 2017

Omschrijving

Toegepast in 2017

Index gesubsidieerde instellingen

1,35%

Index t.b.v. Openbaar Vervoer

1,96%

IBOI t.b.v. Reserve Regio Specifiek Pakket

1,00%

Index belastingen en heffingen

0,00%

Groei van het wagenpark in relatie tot de MRB

0,50%

Rentepercentage van toegerekende rente

0,00%

Rentetoerekening aan reserves

n.v.t.

Huurindex Drents Museum

1,00%

Rentepercentage opbrengst kort geld

0,00%

Rentepercentage opbrengst lang geld

1,86%